Wat intelligentie concreet is heeft – net zoals bij energie – nog geen wetenschapper ontdekt. Maar – net zoals bij energie – is intelligentie wél te herkennen en je kunt er zelfs een definitie van geven door die ‘symptomen’ te beschrijven. Een erg aardige is die van de Amerikaanse psycholoog Wechsler uit 1958: Intelligentie is de totaliteit van alle capaciteiten van een individu om doelmatig te handelen, rationeel te denken en doeltreffend om te gaan met de omgeving.
Maar – je hebt gelijk – vaag is die definitie wel.Hoewel intelligentie zo lastig te definiëren en te bestuderen is heeft de wetenschap – zo zijn die geleerden nou eenmaal – tóch geprobeerd zoiets vaags als intelligentie te vangen in een getalswaarde: het Intelligentie Quotiënt, afgekort IQ .
Een geleerde idioot is iemand die in één bepaalde vaardigheid enorm goed is. Vaak gaat het bij geleerde idioten om mensen die op één of andere manier goed zijn met getallen. In de film Rainman zit bijvoorbeeld een scène waarin één van de personages in één oogopslag kan zeggen hoeveel lucifers er op de grond liggen als een ander een doosje van die dingen uit z’n handen heeft laten vallen. Anderen kunnen na het eind van een balletvoorstelling je tussen neus en lippen even meedelen dat de dansers samen 239.012 stappen hebben gemaakt.
Met dit soort personen zijn ook vaker proeven gedaan. Een ventje van 10 jaar wist bijvoorbeeld het kwadraat van 365.365.365.365.365.365. te bepalen; binnen de minuut meldde hij simpel dat dat 133.491.850.208.566.925.016.658.299.941.583.225 moest zijn.
Eén van de onderzoekers hield bij wat dit ventje deed tijdens het uit zijn hoofd (!) maken van deze aardige som. Terwijl hij bezig was “tolde hij opgewonden door de kamer”. Ook “trok hij zijn broekspijpen steeds over de schacht van zijn schoenen, kloof hij op zijn handen, rolde met de ogen, begon soms te lachen en te praten en scheen dan weer heftige pijnscheuten te voelen”.Het absoluut verbazingwekkende aan een geleerde idioot is dat hij behalve dat ene ding dat hij enorm goed kan verder mentaal achter is gebleven, alsof die ruimte in z’n hoofd nodig is voor het zo goed kunnen uitvoeren van die ene taak. Vandaar natuurlijk geleerde idioot. Een tweeling die binnen enkele seconden kon vertellen op welke data de zondagen vielen van een jaar dat al eeuwen geleden was had bijvoorbeeld maar een IQ van 70.
De relativiteitstheorie bedenken is niet niks. Albert Einstein heeft dan ook over een buitengewone intelligentie beschikt. De natuurkundige had echter ook vaak last van enorme depressies; strikt genomen was z’n IQ zó hoog dat het eigenlijk niet meer gezond was. Ook bij Einstein zou er dus in zekere zin sprake kunnen zijn geweest van een geleerde ‘idioot’ die toevallig juist door z’n talenten o.a. in een IQ test hoog scoren kon. Maar veel meer dan een bescheiden keukentafel-theorie is dat niet. Dat hij zo enorm goed was in de exacte – en dus rationele vakken – en problemen had op het andere, irrationele, geestelijke vlak, is echter duidelijk.Ook bij Einstein moet dus sprake zijn geweest van een ongekend talent op het ene gebied ten koste van een ander gebied. Alleen is bij hem het gebied waar hij talent voor had véél en véél groter dan bij de tot nu toe bekende geleerde idioten en is het tekort op die andere andere gebieden juist weer véél kleiner geweest.